- Greco Idema
- Nieuws
- Hits: 91
Een goed gesprek tussen joden en christenen kan soms zijn een hele opgave zijn. Ook de vraag wat we van elkaar kunnen leren en hoe we gezamenlijk op kunnen trekken is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Toch doet Eeuwout Klootwijk een poging in dit artikel.
Door: Eeuwout Klootwijk
Hoe kun je het beste als joden en christenen met elkaar in gesprek? De Zweedse theoloog Krister Stendahl (1921-2008), professor Nieuwe Testament en luthers bisschop van Stockholm, stelde drie regels op waaraan deelnemers aan een eerlijke interreligieuze dialoog zich zouden moeten houden:
1. Wanneer je een andere religie probeert te verstaan, dan moet je je informatie halen bij vrienden en niet bij vijanden van die religie;
2. Vergelijk niet jouw beste punten met de slechtste van de ander;
3. Laat ruimte voor heilige jaloezie. Stendahl sprak van holy envy. Daardoor krijg je ruimte om kritisch naar je eigen opvattingen te kijken.
De ander is altijd anders dan jij
Het gesprek tussen joden en christenen staat eigenlijk nog in de kinderschoenen. Beide tradities - Joods en christelijk - drinken uit dezelfde bron en komen uit dezelfde baarmoeder, maar de wegen zijn zeer uiteengegaan. Hoe kun je ooit het wederzijdse wantrouwen en de geschiedenis van ontkenning en haat doorbreken? En toch gebeurt dit op veel plekken in de wereld, ook in ons eigen land. In dit webartikel wil ik daarvan een drietal voorbeelden geven, rond de woorden ‘verkenning’, ‘verwarring’, ‘verbinding’. Deze drie woorden kenmerken m.i. ook wat er kan gebeuren in het gesprek tussen joden en christenen. Je leert elkaar gaandeweg beter kennen, maar het verwart ook omdat clichébeelden aan diggelen worden geslagen. En er kan verbinding en vriendschap ontstaan. En vaak moet je gewoon weer van voren af aan beginnen. Het is vergelijkbaar met een relatie. De ander blijkt altijd weer anders te zijn dan jij en het moment dat dit echt tot je door gaat dringen ontstaat er ruimte voor een diepgaande en soms liefdevolle relatie.
Verkenning
Sinds een aantal jaar ga ik in de zomer naar de conferentie van de ICCJ (International Council of Christians and Jews), samen met enkele andere deelnemers uit Nederland (en Vlaanderen). Vorig jaar was dat in Boedapest, begin juli is de bijeenkomst in Lund, Zweden. Langzamerhand leer ik mensen kennen en ontdek ik steeds weer opnieuw hoe scheidslijnen en verbindingen dwars door de tradities (Joods en christelijk) heen kunnen lopen. Met sommige joden kan ik me meer verwant voelen dan met bepaalde christelijke deelnemers, en andersom. En ook leer ik inzien hoe lang en moeizaam de weg is om elkaar echt goed te verstaan. Op de komende conferentie staan de 12 Punten van Berlijn centraal. Tien jaar geleden werd in Berlijn een aantal oproepen geformuleerd, aan christenen en hun gemeenschappen, aan joden aan hun gemeenschappen, en aan christenen en joden samen. In Lund worden ze weer tegen het licht gehouden. Werken ze? Doen ze iets? Enkele van deze opdrachten zijn:
Oproep aan christenen:
1. Te strijden tegen religieus, raciaal en alle andere vormen van antisemitisme;
2. Om een theologisch verstaan van het jodendom te ontwikkelen dat de eigenwaarde van het jodendom bevestigt;
Oproep aan joden:
1. Om de pogingen van veel christelijke gemeenschappen te erkennen op het einde van de 20ste eeuw, om hun houding ten overstaan van joden te herzien;
2. Om onderscheid aan te brengen tussen eerlijke kritiek op Israël en antisemitisme;
Oproep aan beiden:
Om netwerken op te zetten met allen die iets willen doen voor een goed rentmeesterschap rond milieuvraagstukken.
Hoe mooi en terecht deze oproepen ook zijn, het belangrijkste is toch de bereidheid om elkaar te leren verstaan. Dat vereist geduld, tijd, uithoudingsvermogen, inlevingsvermogen. Als joden en christenen staan we ondanks een eeuw van steeds intensievere contacten nog maar aan het begin. Om met de broedergemeenschap van Taizé te spreken: we beginnen een pelgrimage van vertrouwen. De verkennende fase.
Verwarring
Al jaren maak ik deel uit van de dialooggroep Sja’ar (Hebreeuws voor ‘Poort’), als zelfstandige denkgroep naast het OJEC. Een aantal keer per jaar treffen we elkaar in De Nieuwe Poort in Amsterdam als joden en christenen, orthodox en liberaal, zoekend en denkend, zwevend gelovend en elkaar bevragend.
Onlangs kwam het gesprek op antisemitisme en het idee van een nationaal coördinator antisemitisme. Van opperrabbijn Binyomin Jacobs had ik eerder begrepen dat hij daar achter stond. Leo Mock, docent Judaica aan de Tilburg University, liet een andere kant zien. ‘Als joden worden we steeds geassocieerd met antisemitisme en de Holocaust of de Sjoa. Dat is een eenzijdig beeld. We horen tot het levende jodendom. We zijn meer dan slachtoffers.’ Niet dat hij het antisemitisme wil bagatelliseren, maar wel maakt hij kritische kanttekeningen bij een al te grote focus erop. Datzelfde proef ik ook bij zelfstandige denkers en doeners als rabbijn Lody van de Kamp.
Keer op keer merk ik hoe verschillend er in de Joodse gemeenschap in Nederland gedacht wordt. De een vindt het ontsteken van de chanoekia op stadhuizen geweldig, de ander vindt dit maar niets, een overgewaaid fenomeen uit Amerika. Sommigen ondersteunen voluit het leggen van Stolpersteine (herdenkingsstenen), anderen vinden herdenken weliswaar belangrijk, maar willen vooral aandacht voor het levende jodendom. Het verwart me, scherpt me ook en daagt me uit. Wat vind ik zelf? En welke koers vaart de Protestantse Kerk? Ik leg mijn oor te luisteren bij mijn Joodse gesprekspartners en probeer samen met anderen een eigen richting te ontdekken.
Verbinding
Op fietsafstand van waar ik woon bevindt zich de synagoge in Middelburg. Ik was er de laatste keer met Poeriem. De chazan, Luuc Smit, danste en was vrolijk en er werden hapjes uitgedeeld. Net daarvoor was hij voorgegaan in de gebeden. De sjoel in Middelburg is open en gastvrij en er zijn uitstekende contacten met kerken, de moskee en met andere partijen. Wat ik ervaar is verbinding, het zoeken naar (en vinden van) wederzijds contact. Verbinding begint bij het willen leren kennen van elkaar, het samen eten, het samen vieren. Daarvoor hoef ik niet Joods te worden, ze zien me al aankomen (en zouden me weigeren). Ik hoef mijn eigen traditie en wijze van geloven niet te verloochenen, en mijn Joodse gesprekspartner evenmin. Wel kun je - om met Stendahl te spreken - een heilige jaloezie krijgen. Een onder de indruk raken van hoe de ander haar jodendom beleeft en kijken hoe jij dingen beleeft en doet. Zelf ervaar ik de schoonheid van de Joodse traditie en voel ik me vertrouwd met de eigen christelijke traditie. Ik hoef de twee niet tegen elkaar uit te spelen.
Verkenning, verwarring en verbinding - hoe herkenbaar zijn deze stadia in het eigen (innerlijke of daadwerkelijke) gesprek met joden en de Joodse gemeenschap in de eigen omgeving?
Dr. Eeuwout Klootwijk is wetenschappelijk beleidsmedewerker voor Kerk en Israël (joods-christelijke relaties) van de PKN en daarnaast predikant in Oost-Souburg. Bovenstaand artikel werd eerder geplaatst op de website van de PKN.
Op Dodenherdenking (donderdag 4 mei) houden leden van de verschillende geloofsgemeenten in Utrecht-West een bijeenkomst om diegenen te herdenken die zijn omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Vanaf 19.30 uur worden op het plein vóór het Stadsklooster in Utrecht-Lombok joodse, christelijke en islamitische teksten en gedichten voorgedragen. Gabriel Rodero speelt cello. Na de twee minuten stilte volgt een stille tocht naar het monument voor de verzetsstrijders Heukels en Lans op het Jaffa-terrein, waar wethouder Voortman namens de gemeente Utrecht een krans zal leggen. Met een informele ontmoeting in de Moskee Assoenna (Majellapark) wordt de 4 mei-herdenking afgesloten.
Organisatie: Antoniusgemeenschap, Ulu Moskee, Liberaal Joodse Gemeente Utrecht, Assoenna Moskee, Protestantse wijkgemeente Utrecht-West en Huis van Dominicus.
Datum: donderdag 4 mei
Aanvang: 19.30 uur
Locatie: plein voor het Stadsklooster, Kanaalstraat 198, Utrecht (Lombok).
Bron: Nieuwsbrief, Sint Martinusparochie/Katholiek Utrecht
De stichting Platform Appèl Kerk en Israël organiseert op maandag 22 mei 2023 (10.00 - 15.30 uur) in Huize Het Oosten, Rubenslaan 1 in Bilthoven een studiedag voor predikanten, leden van de werkgroepen Kerk en Israël en verder alle overige belangstellenden. U bent van harte welkom. Nodig ook anderen uit om deze dag mee te maken. Het thema is: 'Professor Cees den Heyer, geliefd en omstreden'.
Deze bescheiden, moedige theoloog, overleden in 2021, was intens betrokken bij het gesprek jodendom-christendom. Bekend van hem zijn o.a.: Paulus, man van twee werelden, Twee testamenten en Jezus, een mensenleven. Consequent heeft Den Heyer de weg terug afgelegd naar een opnieuw doordenken van de bronteksten in Bijbel en theologische traditie. Daarmee heeft hij grote aantallen studenten geïnspireerd, maar kwam hij ook in botsing met zijn eigen Gereformeerde Synode. We onderzoeken de blijvende betekenis van zijn inbreng voor kerk en christelijke theologie met mensen die naast en met hem gewerkt hebben.
Sprekers:
- Drs. Rinus van Warven
- Dr. Gert van Klinken
- Ds. Harry Smit
- Ds. Corine Beeuwkes – van Ede
Dagprogramma:
9.30 - 10.00 uur:
Inloop met koffie/thee.
10.00 - 10.15 uur:
Opening en inleiding op de dag.
10.15 - 10.45 uur:
Lezing door drs. Rinus van Warven, theoloog en uitgever. Titel van zijn bijdrage: “Volg jij mij na”. Ondertitel: Den Heyer en Albert Schweitzer. Hij zal ook een boekentafel verzorgen met gepubliceerde werken van Cees den Heyer en aanverwante literatuur.
10.50 - 11.20 uur:
Lezing door dr. Gert van Klinken, universitair docent kerkgeschiedenis PThU, Amsterdam. Titel van zijn bijdrage: Cees den Heyer - linksbuiten of rechtsbuiten in de kerk? Toelichting: Door zijn latere werk is Cees den Heyer bekend geworden als pleitbezorger van een 'verlichte' theologie, zonder confessionele vooronderstellingen. Toch deelt zijn werk wel degelijk bepaalde kenmerken van de klassieke gereformeerde traditie; sterk gericht op de tekst van het Nieuwe Testament, op de persoon van Jezus. In deze lezing zal een poging gedaan worden om het werk van Den Heyer te duiden in het kader van de protestantse kerkgeschiedenis tussen 1820 en 2020.
11.25 - 11.45 uur:
Video-bijdrage door ds. Harry Smit, emeritus predikant PKN en oud-student. Titel van zijn bijdrage: Den Heyer, Flusser en Lapide.
11.45 - 12.00 uur:
Lezing door ds. Corine Beeuwkes – van Ede, predikant PKN Helmond en afgestudeerd bij Cees den Heyer. Titel van haar bijdrage: Bijbellezen met een nieuwe bril.
12.00 - 12.45 uur:
Vragenronde.
12.45 - 13.45 uur:
Lunch.
13.45 – 15.15 uur:
Bestudering in kleine groepen van nieuwtestamentische teksten die Cees den Heyer met “een nieuwe bril” liet lezen.
15.30 uur:
Sluiting.
Praktische informatie:
- Datum: 22 mei 2023
- Locatie: Huize Het Oosten, Rubenslaan 1 in Bilthoven
- Kosten: € 25,00 pp incl. koffie, thee en lunch.
- Aanmelden: liefst vóór 8 mei a.s. kan door een e-mail te sturen naar
te geven en vervolgens per persoon bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer NL 98 INGB 0009553726 t.n.v. St. Platform Appèl Kerk en Israël te Nieuw-Vennep met vermelding Studiedag Cees den Heyer U bent ingeschreven als wij het inschrijfgeld ontvangen hebben.
- Route met de auto: klik hier. Rondom Huize Het Oosten is voldoende gratis parkeergelegenheid voor bezoekers.
- Per openbaar vervoer: station Bilthoven is op loopafstand (450 meter).
Bron/foto: Platform Appel Kerk en Israël
De vijfsterrenvoorstelling Ludmilla – Total Verrückt is in mei vier keer te zien in Synagoge Groningen. De voorstelling is gebaseerd op de Westerbork-opera uit 1944.
Het is juni 1944. In de ochtend was het zoveelste transport vanuit doorgangskamp Westerbork vertrokken. Veel tijd om stil te staan bij het afscheid van familie en vrienden hadden de achtergebleven kampgevangenen niet. In de avonduren was er namelijk tijd voor vermaak: cabaret. Een bonte avond waarbij kampcommandant Albert Gemmeker steevast op de voorste rij zat. Op het programma van die avond stond: Ludmilla of Lijken aan de Lopende Band. Een opera-pastiche van Erich Ziegler en Willy Rossen.
Lees hier verder.
Bron: Oogtv.nl
Marcel Poorthuis, bestuurslid en medewerker van Stichting PaRDeS, heeft afgelopen woensdag uit handen van de burgemeester van Hilversum een lintje gekregen.
Poorthuis is bevorderd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau vanwege zijn verdiensten voor zowel de wetenschap, de parochiekerk en andere kerken in Hilversum, als ook voor zijn eindeloze inzet voor het werk van de Folkertsma Stichting/de Stichting PaRDeS, al heel lang.
Voor foto's: klik hier.
Bron: Stichting PaRDeS
Esther van Eenennaam is vanaf de oprichting in 2016 een van de drijvende krachten achter de Jonge Judaici. Dit platform wil jonge onderzoekers op het gebied van Joodse studies een plek bieden om elkaar te ontmoeten en ideeën uit te wisselen. Maar de ambitie van de Jonge Judaici gaat verder: "We willen graag de veelkleurigheid van Joodse studies laten zien aan studenten en aan een breder publiek".
Door: Tineke de Lange | Foto's: Esther van Eenennaam (boven) en Pixabay
Als dochter van een legerpredikant was Esther al vroeg geïnteresseerd in het Jodendom. "In de bibliotheek van mijn vader stond een Hebreeuwse Bijbel en als kind van 11 werd ik gegrepen door de tekens van het Hebreeuws. Ik heb toen wat Hebreeuws geleerd, met cassettebandjes en zo, maar daar bleef het indertijd bij. Tot ik later religiewetenschappen ging studeren in Utrecht en ik kennis maakte met Joodse bronteksten. Vooral de Talmoed vond ik fascinerend."
Wat raakte je zo in deze tekst?
"Toen ik net met Joodse studies begon, zag ik de Talmoed als een soort wild debat tussen verschillende rabbijnen met tussendoor allerlei grappen. Ik had het gevoel beland te zijn in een web van associaties en gedachtewerelden en tegelijk zat er iets in de teksten wat mij in beweging zette. De Talmoedteksten gaan enerzijds over heel grote dingen: hoe je je als mens verhoudt tot de wereld en de mensen om je heen en tot wat je God of het heilige kunt noemen. Maar dat wordt uitgewerkt aan de hand van concrete alledaagse situaties en doorspekt met humor. Het zijn ook intellectueel prikkelende teksten. Wat me echter vooral aanspreekt is de dialoogvorm, die zich ervoor leent met jezelf en met anderen in gesprek te gaan. Je kunt de Talmoed niet alleen bestuderen, dat moet je doen met anderen samen en in verbondenheid met de samenleving, anders slaat het dood. Bepaalde discussies in de Talmoed zijn voor ons nog steeds interessant, bijvoorbeeld voor de vraag van mijn PhD-onderzoek naar rituelen en online communicatie."
Dat is een zeer hedendaags onderwerp.
"Ja, maar de discussie over menselijke communicatie is al eeuwenoud en de vraag naar de invloed van moderne vormen van communicatie zie je in de Joodse responsaliteratuur al ontstaan met de komst van de televisie en de radio. Ik ben vooral geïnteresseerd in de vraag die daarachter ligt: wat is menselijke communicatie ten diepste? Wat is nodig om goed te communiceren en wat gebeurt er als menselijk contact online plaatsvindt? Ik vraag naar wat er gebeurt met de communicatie als je elkaar op een scherm ziet en dus alleen elkaars gezicht ziet, en wat deze manier van communiceren en elkaar zien betekent voor de gemeenschap. Kun je online een gemeenschap vormen? En wat voor soort gemeenschap is dat dan? Dat is een heel fundamentele discussie, die vooral tijdens COVID is opgelaaid. De Talmoed biedt allerlei sleutels om die discussie te voeren en daarom wordt er ook in de hedendaagse responsa op die oude teksten teruggegrepen.’
Je noemde al een paar keer de termen ‘responsa’ en ‘responsaliteratuur’. Wat is dat en wat is het verband met ideeën over communicatie?
"Responsaliteratuur is geworteld in de Joodse wet en speelt zich af op het snijvlak tussen traditie en nieuwe ontwikkelingen. Een responsum is een antwoord op een vraag vanuit de Joodse gemeenschap over de juiste manier van leven. Dat kunnen heel praktische vragen zijn, bijvoorbeeld een vraag over varkensvlees dat in een laboratorium wordt gekweekt. Mag je dat eten als Jood die zich aan de spijswetten houdt? Zo’n vraag wordt gesteld aan een poseek, een autoriteit die bevoegd is beslissingen te nemen over de religieuze wetgeving. De poseek gaat als het ware in gesprek met eeuwen aan Joodse traditie en geschriften, waaronder de Talmoed. Hij verzamelt en bespreekt de bronnen die voor het onderwerp in kwestie relevant zijn en maakt zijn beslissing zo inzichtelijk. In onze tijd komen daar ook nog de responsa bij die op internet te vinden zijn en die steeds talrijker worden. Dat vind ik interessant om te onderzoeken."
En wat gebeurt er als verschillende rabbijnen verschillende antwoorden geven?
"Een poseek is van oudsher altijd verbonden aan een bepaalde gemeenschap, dus je houdt je aan het antwoord van die poseek. Rabbijnen shoppen is er niet bij. Maar dat zien we onder invloed van het internet verschuiven: het is nu veel gemakkelijker dan vroeger om een andere poseek te raadplegen. In de klassieke responsaliteratuur bouwen poskim wel het voorbehoud in dat hun collega’s anders kunnen oordelen.
Wat mij in de responsaliteratuur boeit zijn dus de vragen rond rituelen en de menselijke communicatie binnen die rituelen. In de coronatijd miste ik de essentie van contact. Dat heeft me aan het denken gezet over de digitale ontwikkelingen in de samenleving. Als samenleving zouden we meer moeten nadenken over intermenselijk contact en het belang en de essentie daarvan, over de verhouding tot onszelf en ons eigen lichaam. We zouden daarin bewuste keuzes moeten maken: wat doen we wel online en wat niet? Waarbij we er ons tegelijk van bewust moeten zijn dat contact, ook digitaal contact, door mensen verschillend kan worden ervaren en digitaal contact ook positieve kanten heeft. De Talmoed en andere Joodse bronnen kunnen ons helpen een taal te ontwikkelen om hierover een zinvol gesprek te voeren."
Contact is ook een van speerpunten van de Jonge Judaici. Hoe is jullie groep begonnen en wat willen jullie bereiken?
"De Jonge Judaici is in 2016 ontstaan op initiatief van enkele jonge onderzoekers, verbonden aan het Parabelproject aan de Universiteit Utrecht en de Tilburg School of Theology. Wij hadden de behoefte ons te verbinden met andere mensen die zich bezighouden met Joodse studies in Nederland. Jonge Judaici is een platform voor jonge onderzoekers in het brede veld van Joodse studies om elkaar te ontmoeten en kennis en ervaringen uit te wisselen. We organiseren jaarlijks een publieksbijeenkomst voor een breder publiek met als doel Joodse studies meer op de kaart te zetten. Daarnaast zijn er voor de onderzoekers zelf, van beginners tot gevorderden en alles daartussen, informele bijeenkomsten."
Wat zijn jullie ervaringen tot nu toe?
"Onze belangrijkste ervaring is dat er weliswaar niet heel veel mensen bezig zijn met Joodse onderwerpen maar dat het er meer zijn dan we dachten. Joodse studies beslaat een breed terrein, van joodse religie tot geschiedenis tot kunstgeschiedenis, en is daarmee heel versnipperd. Dat is voor ons als platform lastig en boeiend tegelijk. Omdat we er voor al die uiteenlopende disciplines willen zijn moesten we leren luisteren naar mensen met verschillende methodologieën en motivaties. Intussen worden we door nieuwe studenten gezien als vraagbaak en voelen we ons steeds meer een spil worden in het veld van Joodse studies. We richten ons ook op de wereld buiten de universiteit. Lisa de Goffau, een van onze bestuursleden, is bijvoorbeeld betrokken bij het Joods Museum. Zo ontstaat een wederzijdse kruisbestuiving, waardoor we weer een breder draagvlak krijgen. Dat bredere perspectief zie je terug in onze activiteiten: onze laatste publieksbijeenkomst ging over Joodse kunst en architectuur. Met die variatie aan onderwerpen willen we ook laten zien dat er in Nederland een levende Joodse cultuur is en dat het niet alleen over de zware kanten van de Joodse geschiedenis hoeft te gaan. Jodendom kan ook leuk zijn! Daarom proberen we in een publieksbijeenkomst altijd aan te sluiten bij de hedendaagse cultuur."
De laatste jaren verschenen er berichten in de media over het verdwijnen van leerstoelen Jodendom aan de Nederlandse universiteiten. Aan de andere kant wordt aan de Universiteit van Amsterdam na jaren weer een cursus Jiddisj gegeven die onverwacht veel studenten trekt. Wat betekent dat?
"De belangstelling voor het Jodendom verloopt in golfbewegingen. In de jaren 1970-80 was het leerhuis heel populair. De leerhuisbeweging heeft veel gebracht maar vandaag de dag zijn er andere bewegingen die vruchtbaar kunnen zijn. Over het voortbestaan van Joodse studies op zich maak ik me niet echt zorgen, wat niet wil zeggen dat er helemaal geen zorgen zijn. Wij als Jonge Judaici maken deel uit van het Nederlands Genootschap voor Joodse Studiën, dat een tijdje geleden een rapport heeft gepubliceerd waaruit wel degelijk blijkt dat er reden tot zorg is. Onze grootste zorg is inderdaad het verdwijnen van plekken voor Joodse studies aan universiteiten. Daarbij wil ik de kanttekening maken dat dit onderdeel is van een bredere problematiek aan de universiteiten. Universiteiten zijn steeds meer bedrijven waarin geproduceerd moet worden. Joodse studies bestaan nu eenmaal bij de gratie van menselijk contact en dat staat soms haaks op de tendens dat studies nuttig moeten zijn en geld moeten opleveren. Een van de redenen waarom ik buiten-promovenda [niet gefinancierd door universiteit TdL] ben is dat mijn onderzoek niet aansluit bij de onderzoeksagenda van de universiteit. Dat is een volgende zorg in het rapport: universiteiten zouden een breed palet aan onderwerpen moeten aanbieden en zich niet moeten beperken tot wat actueel of nuttig is of geld oplevert. Anderzijds ben ik hoopvol voor de toekomst, vooral door de aanwas van nieuwe studenten. Ook als kleine groep kun je wel degelijk van grote betekenis zijn voor een samenleving. Misschien denken wij als mensen van Joodse studies wel te min over onze eigen invloed."
Wat zegt dat over de mensen die het Jodendom bestuderen?
"Ik denk dat er naar verhouding veel mensen op Joodse studies afkomen die iets willen betekenen, die heel geëngageerd zijn. Je moet creatief kunnen denken en doorzetten en je eigen pad scheppen. Je kunt deze thematiek niet louter beschouwen als een interessant onderzoeksobject, het vereist ook persoonlijke betrokkenheid en betrokkenheid bij de Joodse gemeenschap. Ik ben geen aapjeskijker die enkel van een afstandje de zaken observeert."
Wat mogen we de komende tijd van de Jonge Judaici verwachten?
"In samenwerking met initiatiefneemster Ronny Reshef, PhD aan de Erasmus Universiteit, zijn we bezig met het opzetten van een nieuw tijdschrift voor en door studenten Joodse studies. Dat zal één keer per jaar gaan verschijnen en biedt een laagdrempelig podium voor studenten en jonge onderzoekers om te publiceren en reacties te krijgen van anderen. Over de naam wordt nog nagedacht. Met dit tijdschrift willen we iets van de veelkleurigheid laten zien van Joodse studies en aan al die invalshoeken een plaats geven. In eerste instantie richten we ons op Nederland, juist om de betrokkenheid met de samenleving en het Jodendom in Nederland te laten zien. We gaan in het Nederlands publiceren, met een klein katern voor anderstalige artikelen. Dat doen we bewust, tegen de trend van het Engels in, omdat je door de focus op het Engels het gevaar loopt de aansluiting te missen bij mensen die je anders wel had kunnen bereiken. Ik kies in mijn eigen onderzoek ook vooral voor het Nederlands. Ik kan mijn betrokkenheid bij mijn onderwerp nu eenmaal het beste uitdrukken in mijn eigen taal."
Ten slotte: Wat zou je het liefst zien wat betreft de kennis en belangstelling voor het Jodendom in Nederland? Wat vind je belangrijk?
"Je kunt deze vraag op meerdere niveaus beantwoorden. Ik zie hierin als onderzoeker Jodendom persoonlijk een rol weggelegd, ook in het dagelijks leven. In mijn ontmoetingen en gesprekken met mensen, of het nu op straat is of in de bus of waar dan ook, merk ik dat er in Nederland veel beelden over Joden bestaan, maar dat mensen vaak zelf geen Joden kennen. Dat vind ik problematisch. Ik probeer dan ook met mensen over het Jodendom in gesprek te raken en verder te vragen, om te ontdekken hoe ze aan hun beelden over Joden komen. Als onderzoeker wil ik met mensen open in gesprek gaan en erachter komen wat daar onder ligt: angst misschien, of maatschappelijke betrokkenheid. Het is belangrijk hiervoor de tijd te nemen en er aandacht voor te hebben, vooral als het om lastige situaties gaat. Dan ben je gauw geneigd te gaan preken, maar preken is eigenlijk nooit de manier om mensen te overtuigen van iets anders. Op zo’n moment moet je een paar stappen terug doen en je afvragen waarom een nare opmerking over Joden jou persoonlijk zo raakt. Je kunt dan duidelijk maken dat die nare opmerking gaat over je vrienden, over mensen die je kent en waardeert. Dát herkennen mensen. Op het universitaire en institutionele niveau is vooral samenwerking met andere organisaties heel belangrijk. Maar juist dat individuele, persoonlijke niveau moeten we niet vergeten."
____
Esther van Eenennaam studeerde Religiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht en schreef haar masterscriptie over het debat rondom rituele slacht. Haar passie ligt vooral bij rabbijnse literatuur en de doorwerking daarvan in het hedendaagse jodendom. Daarnaast heeft zij een bijzondere interesse voor het snijvlak van religie en politiek.
____
Bovenstaand interview werd eerder geplaatst op de website van de Katholieke Raad voor het Jodendom.
OJEC
Postbus 80
6710 BB Ede