Het is guur buiten - reactie vanuit het OJEC n.a.v. ontwikkelingen binnen FvD
- By Annemieke Steitner
- Nieuws
- Hits: 221
Het is guur buiten. En niet alleen daar. Terwijl de wereld met het coronavirus worstelt, staat in Nederland de barometer op storm rondom Forum voor Democratie, en daarin vooral Thierry Baudet. Geenstijl.nl bond de kat de bel aan met een lang artikel: https://www.geenstijl.nl/5156539/het-onverholen-antisemitisme-van-thierry-baudet-een-tijdlijn-van-getuigenissen/
Nu is GeenStijl voor ons niet bepaald meteen een betrouwbare bron, maar in dit geval zijn er veel betrokkenen die de inhoud van het artikel bevestigen. Binnen FvD is de strijd losgebarsten, niet alleen over de vraag wie de touwtjes in handen heeft, maar vooral over het gedachtegoed van Thierry Baudet zelf. Er zijn allerlei uitingen van Baudet naar buiten gekomen die je moeilijk anders dan antisemitisch kunt duiden.
Antisemitisme is als een veenbrand en je weet niet waar de brand bovengronds zal komen. Inmiddels is de breuk in Forum zo’n plek waar de ellende bovengronds komt. Antisemitische uitspraken kun je aanpakken. Je kunt het gedachtegoed dat erin wordt verwoord, fileren. Niet dat het veel helpt in de bestrijding ervan, maar je weet waarop je alert moet zijn. Veel ingewikkelder en bedreigender is het ‘kleine’ antisemitisme. Verstopt in antizionisme of in grappen. Het laatste boek van Ewoud Sanders, ‘Lachen om Levie. Komisch bedoeld antisemitisme’ (Walburgpers, 2020) legt de schijnbaar onschuldige humor bloot. Bij bruiloften en partijen. Maar ook aan de bar en in de huiskamer. Een humoristisch mens is nauwelijks te vangen. Dat alles bij elkaar genomen, is zomaar een voedingsbodem voor Jodenhaat. Vandaar dat we opmerkingen die gemaakt zijn in de privé-sfeer niet als onbelangrijk weg moeten zetten of bagatelliseren. Juist in deze intieme sfeer met vrienden, aan tafel na het genot van een glas wijn maakt een verkeerde opmerking misschien wel juist pijnlijk duidelijk wie de persoon in essentie is.
Het is raadselachtig dat de onderstroom van het antisemitisme nú pas echt een issue is. De partij van Baudet is niet zozeer door interne ruzies over beleid te gronde gegaan, maar doordat velen het zinkende schip haastig verlieten. Daarover kun je verschillend denken. Je kunt redeneren dat ze de partij verlaten omdat ze hebben ontdekt dat er grenzen zijn. Wat ook mogelijk is, dat ze niet publiek geassocieerd wilden worden met antisemitisme. Hèn niet gezien. Met alle ellende van dien als het mensen met antisemitische denkbeelden betreft. In dat geval komen deze vluchtende partijgangers op allerlei andere plekken terecht en infiltreren die met hun bepaald niet frisse gedachtegoed. Ze waren Baudets vrienden toen er banen waren te verdelen. Het gaat in de politiek doorgaans om weinig anders dan macht. Baudet verwoordde het in een radioprogramma als volgt: ‘De mensen die me nu een mes in de rug steken, zijn zij die hun positie aan mij te danken hebben.’ Daarin heeft hij helaas gelijk. Het is überhaupt zo dat je in je breekbare momenten niet bang hoeft te zijn voor degenen die je kritisch terzijde stonden, maar voor degenen die iets aan je te danken hebben. Die willen niet met je in verband worden gebracht. Dat had hij zich overigens eerder kunnen bedenken. Een beetje Bijbellezen kan in dezen geen kwaad. Overigens heeft de laatste bel voor Baudet nog niet geklonken. De ledenraadpleging kan hem weer aan het stuur brengen. Als men gaat voor inhoud – en dat is nauwelijks te verwachten – wordt hij weggestemd, maar zijn achterban bestaat voor een groot deel uit jongeren. Die vallen op Baudets charisma en dat blijft, ook zonder inhoud.
Niet alleen Baudet moet nu snel tegen de klok schaken om het vege lijf te redden. De Leidse juristen werden langzaam wakker en ontdekten dat collega Paul Cliteur mogelijk de vermeende onschuld speelde. Ze publiceerden afgelopen week een open brief ‘tegen antisemitisme, racisme en discriminatie en het bagatelliseren of normaliseren daarvan.’ De brief gaat verder: ‘Daarom staan wij op en spreken we er onze afschuw over uit. In de geest van Cleveringa doen we er niet het zwijgen toe, maar openen we het gesprek hierover, met elkaar, met onze studenten, met de samenleving. Zonder rancune, vooroordeel of superioriteitsgevoel, maar op basis van feiten en met erkenning van gelijkheid van een ieder.’ ‘Het gesprek erover openen’ is veelbelovend en positief. Maar belofte maakt schuld. Hetzelfde geldt voor synagoge en kerk. De synagogale besturen stonden afgelopen week niet op de kop. De vraag is wat dat betekent. Wacht men op een correctie vanuit de maatschappij? Of moet de Joodse gemeenschap deze kar trekken? De kerken hebben nog niet van zich laten horen. Ook bij de politiek blijft het stil. Wie wacht op wie?
Natuurlijk zijn er individuele reacties, maar die betreffen vooral openbare uitspraken die door derden gehoord zouden zijn, zoals spelen met holocaustontkenning en de idee dat de Tweede Wereldoorlog een strijd tussen Duitsland en de Joden zou zijn. Dat is zo apert onzinnig, dat mensen eroverheen rollen. Hoewel de vraag inmiddels rijst of het NIOD en aanverwante organisaties niet expliciet deze onzinnige argumenten moeten gaan adresseren en weerleggen, nu deze helaas aan populariteit gaan winnen. Deze grote zaken leiden de aandacht af van het ondergrondse en het kleine antisemitisme. Het zijn de kleine vossen die de wijngaarden bederven (Hoogl. 2:15). Het doordrenkt bijna onmerkbaar de geest en druppelt door naar de rest van het sociale weefsel.
Het is moeilijk daar stelling tegen te nemen. Je kunt er alleen gesprek tegenoverstellen, iets dat Leiden nu toezegt, zoals men ook onderzoek toezegt. En op basis daarvan strenge maatregelen. Ter plekke oplaaiende brandjes blussen is nuttig, maar daarmee dooft men de veenbrand niet. En aan het toegezegde gesprek doen we graag mee.
Namens het Overlegorgaan van Joden en Christenen (OJEC), Leo Mock, Piet van Midden, Elja Schwarz.